5.1 Beschermingsrendement
Een van de belangrijkste kenmerken van de solidaire premieregeling is de manier waarop pensioenfondsen de pensioenen kunnen beschermen tegen de stijging van de kostprijs van pensioen. Ofwel, beschermingsrendement is het rendement dat nodig is om de pensioenuitkering gelijk te houden.
Beschermingsrendement
“De vermogensbijschrijving die ervoor zorgt dat de, uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren, toekomstige pensioenuitkeringen en lopende pensioenuitkeringen nominaal stabiel blijven en dat wordt gefinancierd vanuit het totaal behaalde rendement en looptijdafhankelijk toebedeeld aan de vermogens op basis van marktwaardering, waarbij toedelingsregels worden gehanteerd.”
De prijs van pensioen is afhankelijk van meerdere elementen. Het beschermen van het nominale pensioen uit zich dan ook in meerdere onderdelen. Het pensioenfonds bepaalt voor welke onderdelen bescherming gegeven wordt en in welke mate de risicohouding past bij welk leeftijdscohort. Naast de financiële risico’s hebben ook de resultaten uit het micro-langlevenrisico en het macro-langlevenrisico een impact op de prijs van pensioen. Bijvoorbeeld: bij een stijgende levensverwachting moet pensioen langer worden uitgekeerd. Daardoor stijgt de prijs van pensioen. De optelsom van de vergoedingen die toegekend worden om het pensioeninkomen nominaal stabiel te houden — ook bij prijsstijgingen — noemen we het beschermingsrendement.
Beschermingsrendement financieel
De rente daalt met 1%. Pensioen voor de 55-jarige wordt hierdoor 20% duurder. Indien vooraf is afgesproken dat een 55-jarige voor 100% wordt beschermd, is het beschermingsrendement voor de 55-jarige in dit geval +20%.
Beschermingsrendement micro-langleven
Voor elke deelnemer die na verstrijken van een periode leeft, moet het kapitaal worden aangevuld zodat zijn pensioeninkomen gelijk kan blijven. Hiermee worden deelnemers beschermt die langer leven dan verwacht. Dit is wettelijk verplicht, zodat het pensioen altijd levenslang kan worden uitgekeerd en de pot niet leeg raakt.
Beschermingsrendement macro-langleven
Als de levensverwachting stijgt, waardoor deelnemers van 70 jaar naar verwachting in plaats van 20 jaar nog 21 jaar zullen leven, moet het vermogen voldoende zijn om het pensioen gemiddeld een jaar langer uit te keren. De prijs van pensioen zal hierdoor met 5% stijgen. Indien vooraf is afgesproken dat een 70-jarige voor 100% wordt beschermd, is het beschermingsrendement voor de 70-jarige is in dit geval +5%.
5.1.1 De onderdelen van het theoretische beschermingsrendement
Beloning voor het verstrijken van de tijd
1-jaarsrente
Alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden krijgen in ieder geval periodiek een rentevergoeding voor het verstrijken van de tijd bijgeschreven. Dit is het eerste onderdeel van het beschermingsrendement over de voor de uitkering gereserveerde pensioenvermogens. Het is de rendementsvergoeding voor de rente die het kapitaal naar verwachting zou hebben gekregen. De horizon tot de pensioenuitkering wordt immers ieder jaar korter en er is gerekend met een kapitaalgroei per jaar. Dit is in de praktijk voor iedere deelnemer de 1-jaarsrente op zijn/haar pensioenvermogen. Deze vergoeding voor het verstrijken van de tijd geldt voor alle cohorten. Deze is niet afhankelijk van eventueel toegekende beschermingsrendementen voor micro-langleven of renterisico.
Bescherming voor micro-langleven
Het beschermingsrendement voor micro-langlevenrisico is het rendement dat nodig is om het toekomstige of ingegane pensioen en het meeverzekerde nabestaandenpensioen gelijk te houden. Het gaat om het uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren pensioen. Ook als de deelnemer of de partner langer leeft dan verwacht. Ofwel het aanvullen van het vermogen wanneer er langer uitgekeerd moet gaan worden dan verwacht. De sterftekansen per leeftijd verschillen. Daarom worden deze beschermingsrendementen ook leeftijdsafhankelijk toebedeeld. Deze sterftekansen volgen uit de meest actuele sterftegrondslagen die het pensioenfonds hanteert. Pensioengerechtigden moeten in de nieuwe pensioenregeling volledig worden beschermd tegen het micro-langlevenrisico. Wettelijk moet immers sprake zijn van een levenslange uitkering en daarbij past geen uitkering die – indien pensioengerechtigden niet of gedeeltelijk beschermd worden – stelselmatig daalt naarmate de pensioengerechtigde ouder wordt. Omdat sterftekansen zeker op hoge leeftijd sterk toenemen, wordt theoretische bescherming van langleven niet op cohort niveau, maar op leeftijd in maanden vastgesteld.
Beloning voor prijsstijging pensioen
Renterisico
Wijzigingen van de marktrente hebben een groot effect op de prijs van pensioen. Het pensioenfonds maakt vooraf een afweging of en zo ja in welke mate het de (verwachte) pensioenen beschermt tegen renterisico. Het moet passen bij de risicohouding per leeftijdscohort. Dit is een theoretisch rendement. Bij een volledige bescherming tegen renterisico zorgt het beschermingsrendement ervoor dat, bij een daling of stijging, van de rente de nominale pensioenuitkeringen gelijk blijven. Dat gebeurt door het voor de uitkering gereserveerde vermogen toe- of af te laten nemen. Bij een onvolledige bescherming tegen renterisico wordt niet het hele benodigde vermogen toebedeeld of onttrokken. Daarnaast stijgt of daalt het verwachte of uitgekeerde pensioen bij een rentestijging of -daling naar rato van de mate van afdekking.
Stijging levensverwachting; beschermingsrendement voor macro-langleven
Als de levensverwachting stijgt, moet pensioen langer worden uitgekeerd. Een stijgende levensverwachting betekent dan ook een prijsstijging van pensioen. Het beschermingsrendement voor macro-langleven is het rendement dat nodig is om het toekomstige — uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren — of ingegane pensioen gelijk te houden door deze prijsstijging. Een prijsstijging of daling van pensioen bij een herijking van de levensverwachting volgt veelal na publicatie en doorvoering van nieuwe sterftetafels. Aangezien het effect van aanpassing van de levensverwachting per leeftijd verschilt, moet ook de toedeling van het beschermingsrendement per leeftijd vormgegeven worden.
Vaststellen beschermingsrendement met de prijs van pensioen
Voor het vaststellen van de hoogte van het beschermingsrendement is de nominale hoogte van het pensioeninkomen nodig. Het beschermingsrendement is de benodigde vermogensaanpassing voor behoud van dezelfde hoogte van de pensioenuitkering. Bij 100% beschermingsrendement worden alle pensioenuitkeringen gelijk beschermd. Alle gepensioneerden krijgen dezelfde aanpassing van de uitkering. Maar de hiervoor benodigde en toegekende rendementen verschillen. Het is ook mogelijk om altijd gelijke aanpassingen van de hoogte van de uitkering voor pensioengerechtigde te krijgen binnen de solidaire regeling zonder 100% beschermingsrendement. In dit geval delen we onder pensioengerechtigde eerst 100% beschermingsrendement toe. De pensioenuitkeringen worden voor iedereen met eenzelfde percentage verhoogd of verlaagd voor het niet beschermde deel. In het hierna uitgewerkte voorbeeld wordt dit nader toegelicht. Het verschil tussen het rendement op de feitelijke renteafdekking en het toegekende beschermingsrendement komt in het overrendement terecht. Hoe dit overrendement wordt toebedeeld verschilt in de directe en indirecte methode.
5.1.2 Een voorbeeld uitwerking van het toedelen beschermingsrendement
In de volgende paragraaf staat een voorbeeld van het toedelen van de verschillende componenten van beschermingsrendement. De volgorde en frequentie van toekennen is van invloed op de uitkomsten. We hanteren de volgende volgorde: voor het toedelen van het verstrijken van de tijd en financieel beschermingsrendement is maandelijkse toekenning noodzakelijk. Beschermingsrendement voor macro-langleven gebeurt bij een nieuwe sterftetafel. Dit is veelal om de twee jaar. Tot slot bepalen we het benodigde toe te kennen vermogen vanuit het pensioeninkomen en de actuariële factor.
Stap 1: Rendement voor verstrijken van de tijd
In bovenstaande figuur staat per deelnemer hoe het rendement behorend bij het verstrijken van de tijd voor deze groep kan worden bepaald. We starten met een gereserveerd vermogen en een daaruit voortvloeiend pensioeninkomen. Om deze te bepalen is de prijs van 1 euro uitkering op basis van de actuele grondslagen en rentecurve noodzakelijk. Bij alle deelnemers resulteert het vermogen in een pensioen van € 10.000,-.
Figuur: toekennen rendement voor verstrijken tijd per vermogen en totale cohort gepensioneerden.
Alle deelnemers krijgen de 1-jaars risicovrije rente voor het verstrijken van de tijd. Dit is de 1-jaarsrente uit de UFR-curve die is gebruikt voor het bepalen van de prijs van 1 euro pensioen. Ook wordt er vooraf biometrisch rendement toegekend. Dat is 100% beschermingsrendement voor micro-langleven[5]. Dit is eigenlijk een beloning voor het feit dat de deelnemer nog in leven is. Het toekennen gebeurt aan het einde van de maand (periode). Daarnaast wordt uit het vermogen het pensioen onttrokken dat die periode aan de gepensioneerde wordt uitgekeerd. Deze in- en uitstroom in kapitalen resulteert in een kapitaal op t=1 (ultimo periode 0). De benodigde vermogensbijschrijving kan ook in een keer worden berekend. Je bepaalt de hoogte van het kapitaal behorend bij het huidige pensioeninkomen en vergelijkt dat met het vermogen minus de onttrokken uitkeringen. Dat gaat op basis van de actuariële factor behorend bij het einde van de periode. De laatste methodiek is exacter dan periodiek rendementen toekennen via afgeleide percentages door afrondingsverschillen en timing-issues. Een 100% bescherming is voor deze onderdelen bij pensioengerechtigde verplicht. Bij 100% bescherming is het resultaat hetzelfde pensioeninkomen voor en na het verstrijken van de tijd. Het totaal uit het collectief hiervoor te onttrekken rendement is € 13.000,-.
Stap 2.1: Beloning voor de prijsstijging van pensioen (gewijzigde levensverwachting/nieuwe sterftetafel)
Na de bescherming voor het verstrijken van de tijd kan het pensioenfonds, als de levensverwachting/sterftetafel verandert, voor die periode ook een bescherming geven. Bescherming voor macro-langleven is de vermogensbijschrijving die nodig is bij een verandering van levensverwachting om de nominale uitkering stabiel te houden. Feitelijk is dit een bescherming voor een prijsstijging (of daling) door een wijziging van de sterftetafel. De benodigde vermogensbijschrijving kan wederom worden vastgesteld door het verschil te nemen van de actuariële factor op basis van de meest actuele sterftetafel en de actuariële factor ultimo periode. Het gereserveerde vermogen is na aanvulling dan wederom exact voldoende voor een nominaal stabiele uitkering van € 10.000,-[6]. Bij 100% bescherming voor micro en macro langlevenrisico. Het totaal uit het collectief hiervoor te onttrekken rendement is -€ 3.000,-.
[5] Om de overrendementen maandelijks te kunnen bepalen en toe te kennen moet het beschermingsrendement op micro-langleven maandelijks worden toegekend, het overrendement micro-langleven of ook wel de zogenaamde sterftewinst zal jaarlijks plaatsvinden.
[6] De kosten van bescherming tegen micro- en macro-langleven kunnen worden gefinancierd uit het collectieve of de solidariteitsreserve.
Figuur: toekennen rendement voor de prijsstijging van pensioen door een veranderende levensverwachting.
Stap 2.2: Beloning voor de prijsstijging van pensioen (rente wijziging)
In bovenstaande figuur wordt het tweede onderdeel van het beschermingsrendement toegekend: de bescherming tegen prijsstijgingen (of -dalingen) van pensioen door rentedaling (of -stijging).
Figuur: toekennen rendement voor de prijsstijging van pensioen door rentewijziging
Na de bescherming voor het verstrijken van de tijd en het macro-langlevenrisico wordt bescherming voor de prijsstijging door rentebewegingen toegekend. Bescherming voor rentebewegingen is de vermogensbijschrijving die nodig is om de nominale uitkering stabiel te houden. Feitelijk is dit een bescherming voor een prijsstijging (of -daling). De benodigde vermogensbijschrijving bereken je met de actuariële factor uit de meest actuele rentecurve. Het gereserveerde vermogen is na aanvulling wederom exact voldoende voor een nominaal stabiele uitkering van € 10.000,-. Tenminste bij 100% bescherming [7]. Na stap 1,2 en 3 resulteert het toekennen van bescherming voor alle componenten van het beschermingsrisico in aanvullingen, waarbij de nominale uitkering stabiel blijft. Het totaal uit het collectief hiervoor te onttrekken rendement is € 40.000,-.
5.1.3 Financiering van beschermingsrendement
Het benodigd beschermingsrendement is vastgesteld. De volgende vraag is hoe het pensioenfonds dit rendement financiert. Met de indirecte methode komt het benodigde beschermingsrendement uit het totaal behaalde rendement op het vermogen. Het pensioenfonds brengt het nodigde beschermingsrendement met voorrang in mindering op het overrendement alvorens dit toe te bedelen. Met deze methode betalen alle deelnemers gezamenlijk voor de bescherming van de gepensioneerden.
Aandachtspunt bij deze methode is de samenstelling van de deelnemers binnen het fonds. Wanneer de groep gepensioneerden aanzienlijk groter is dan de groep jongeren of wanneer het een gesloten fonds gaat, is de kans groot dat de bescherming van de gepensioneerden te zwaar weegt op de rest van de populatie. Die kan bij tegenvallende rendementen hierdoor onevenredig zwaar betalen en zelfs leeglopen.
Een tweede methode is de directe methode. Daarbij financiert het pensioenfonds het beschermingsrendement uit het werkelijke rendement van de hiervoor bestemde directe beschermingsportefeuille. In dit geval betalen jongeren niet voor de bescherming en de eventuele ruis van de ouderen. Wanneer het behaalde rendement onvoldoende is om de beoogde bescherming te bieden, stelt het pensioenfonds de pensioenen bij van de deelnemers die bescherming genieten. Dit gebeurt met voor iedereen gelijke aanpassingen. De mismatch tussen de benodigde bescherming en het werkelijk behaalde rendement komt hier niet uit het collectieve overrendement, maar wordt gelijk verdeeld over de deelnemers waarvoor de beschermingsportefeuille was bestemd.
[7] 100% bescherming voor renterisico betekent niet automatisch ook een beleggingsbeleid waar 100% renterisico wordt afgedekt.
5.2 Toedelen overrendement
Overrendement
Dit is het totale behaalde rendement minus de toebedeelde beschermingsrendementen. Het overrendement wordt toebedeeld aan de persoonlijke pensioenvermogens, plus eventueel aan de solidariteitsreserve. Dat gebeurt met vooraf bepaalde toedeelregels.
Het totale overrendement is het totaal behaalde beleggingsresultaat minus de som van de toegekende beschermingsrendementen. Overrendementen kunnen zowel positief als negatief zijn. Het nemen van beleggingsrisico’s loont in beginsel op de langere termijn. Toch is het in grote mate blootstellen van ouderen aan deze risico’s onwenselijk. Je wilt hen niet confronteren met grote schommelingen in toekomstige pensioenuitkeringen. Jongeren hebben een langere beleggingshorizon en kunnen eventuele tegenvallers goedmaken. Om die reden ligt het voor de hand om jongeren een hoger percentage overrendement toe te kennen dan ouderen. Daar staat tegenover dat zij ook een groter risico lopen, omdat het overrendement zowel positief als negatief kan zijn.
Ook het overrendement kan worden gesplitst in verschillende onderdelen.
Overrendement voor micro-langlevenrisico
Het sterfteresultaat is het overrendement vanwege micro-langlevenrisico. Dat resultaat is het verschil tussen de gereserveerde pensioenvermogens van overleden deelnemers die terugvloeien naar het collectief en de toegekende beschermingsrendementen voor micro-langlevenrisico voor alle deelnemers. Als er sprake is van gemiddeld langer leven van het deelnemersbestand dan verwacht, ontstaat in dat jaar een negatief overrendement op het micro-langlevenrisico. Op grond van de vooraf vastgestelde toedelingsregels moet dit resultaat gericht naar leeftijdsgroepen worden toebedeeld. Als er sprake is van gemiddeld korter leven, treedt het omgekeerde effect op.
Het overrendement vanwege macro-langlevenrisico
Het collectieve financiële resultaat door de toegekende beschermingsrendementen tegen macro-langlevenrisico. In het geval van een per saldo onverwachte stijging van de levensverwachting is er sprake van een negatief overrendement vanwege macro-langlevenrisico. Dat is het resultaat na aanpassing van de levensverwachting. Bij een onverwachte daling van de levensverwachting op basis van een nieuwe sterftetafel is er sprake van een positief overrendement. Ook dit overrendement kan vooraf naar leeftijdscohorten worden toebedeeld.
Een mogelijkheid daarbij is dat jongere deelnemers meer van dit overrendement krijgen toebedeeld. Zij kunnen het risico dat de oudste deelnemers langer leven dan vooraf ingeschat namelijk beter dragen dan dat de oudste deelnemers dat zelf kunnen. Uiteraard dient ook in dit geval het rendement en het risico symmetrisch te worden toebedeeld. Als de oudste deelnemers op basis van nieuwe sterftekansen juist korter leven dan vooraf ingeschat, komt het hieruit voortvloeiende financiële voordeel meer dan proportioneel bij de jongere deelnemers terecht.
5.2.1 Een voorbeeld uitwerking toedelen van overrendement
Stap 3: Het toekennen van overrendement
In deze stap wordt het overrendement per cohort toebedeeld conform een vooraf vastgestelde verdeelsleutel.
Er zijn twee varianten: niet-spreiden en wel-spreiden.
Niet-spreiden
Op basis van deze verdeling krijgt de groep pensioengerechtigde € 32.000,- te verdelen. Dit kan worden vertaald als 10% van de onderliggende individuele kapitalen.
Figuur: Het verdelen van overrendement na toekennen beschermingsrendement.
In bovenstaande figuur staat als derde stap het toebedelen van overrendement na toekennen van het beschermingsrendement. De verdeling gaat uit van de individuele gereserveerde kapitalen aanwezig ultimo periode [8]. Aan de individuele kapitalen op T=1 (na toekenning bescherming) wordt aan iedere deelnemer 10% overrendement toebedeeld. In dit voorbeeld spreiden we niet. Dit resulteert in een nieuw gereserveerd kapitaal na toedeling en een daarbij passend pensioeninkomen. Uniforme toedeling van overrendement leidt tot gelijke aanpassingen in het pensioeninkomen voor alle deelnemers binnen deze groep. We hanteren de prijs van nominaal pensioeninkomen als rekenparameter. Daardoor ontstaan er geen verschillen door tussentijdse afrondingen. Communicatie naar deelnemers over het verstrijken van tijd, micro-/macro-langlevenrisico, rente en overrendement kan gelaagd. Dat kan omdat de componenten zowel in effect op vermogen als uitkering beschikbaar zijn.
5.2.2 Samenvatting van alle componenten van impliciete toedeling
Met toedelingsregels krijgen deelnemers vermogensbijschrijvingen voor:
[8] Dit betekent dat tussentijdse toevoegingen aan het kapitaal dezelfde toedeling krijgen, m.a.w. gedurende de periode is er geen sprake van tijdsevenredige toekenning van rendement. Dit is alleen mogelijk bij expliciete toedeling die werkt met unitisering en dagkoersen.
Het pensioenfonds bepaalt hoe hij bovenstaande elementen vaststelt en vervolgens aan de deelnemers toe doet komen. Er kan op deelnemerniveau en per onderdeel vastgesteld worden welke aanpassing van het vermogen nodig is.