In de uitkeringsfase start het uitkeren van pensioenuitkeringen uit het voor de deelnemer voor pensioenuitkering gereserveerde vermogen. In de solidaire premieregeling is er geen onderscheid tussen de opbouw- en uitkeringsfase. In de solidaire premieregeling is er altijd sprake van een variabele uitkering. Daardoor schommelt de pensioenuitkering meer dan deelnemers gewend zijn in een uitkeringsregeling. Het gaat eerder omhoog bij positieve resultaten, maar kan ook eerder worden gekort.
8.1.1 Projectierendement
Pensioenfondsen maken een afweging over de verdeling van het per deelnemer gereserveerde vermogen over de uitkeringsfase. Dat gebeurt binnen de wettelijke grenzen en aan de hand van een (gemaximeerd) projectierendement. Hiermee kun je een deel van het toekomstig verwacht rendement over het gereserveerde vermogen van de pensioengerechtigden naar voren halen. Hierdoor wordt het pensioen op de pensioendatum hoger, maar neemt ook het risico toe dat het pensioen op een later moment daalt.
Werken met een projectierendement sluit aan bij de vormgeving van de vaste daling in de flexibele premieregeling. In beide gevallen mag het projectierendement uitgaan van een verwacht rendement. Dat verwachte rendement kan bestaan uit de rentetermijnstructuur plus een opslag. Het projectierendement wordt zodanig vormgegeven dat de mediane uitkering in nominale termen gelijk blijft. Daarnaast mag de opslag op de rentetermijnstructuur in het projectierendement niet groter zijn dan 35% van de risicopremie op aandelen. Zo wordt het risico beperkt dat uitkeringen op hogere leeftijd te veel dalen. Het gekozen projectierendement moet aansluiten bij de vastgestelde risicohouding. Deze voorwaarden gelden ook voor de vaste daling in de flexibele premieovereenkomst. Indien de risicohouding dat toelaat, mag overigens feitelijk wel risicovoller worden belegd. De begrenzing gaat uitsluitend over het maximeren van het projectierendement in de solidaire premieregeling, respectievelijk de vaste daling in de flexibele premieregeling en de premie-uitkeringsovereenkomst bij variabele uitkeringen.
De hoogte en stabiliteit van de pensioenuitkering wordt bepaald door:
- Projectierendement: het projectierendement bepaalt – gebaseerd op onder andere de toekomstig verwachte beleggingsresultaten — de uitkeringssnelheid. En daarmee de hoogte van de pensioenuitkering in de uitkeringsfase.
- Spreiding: het is mogelijk om de verwerking van de financiële en biometrische risico’s over maximaal tien jaar te spreiden in het voor een deelnemer gereserveerde pensioenvermogen. Dit leidt tot meer stabiliteit op korte termijn, omdat schokken worden doorgeschoven in de tijd. En tot meer risico op de langere termijn c.q. meer onzekerheid in de hoogte van de pensioenuitkering op hoge leeftijd. Voorwaarde is dan ook dat de spreiding van deze schokken past bij de risicohouding van de pensioengerechtigde en de spreidingsperiode voor alle pensioengerechtigden gelijk is.
- Solidariteitsreserve: negatieve uitschieters op de financiële markten of door van macro- en micro-langlevenrisico’s kunnen worden gedempt door het uitdelen van de solidariteitsreserve.
8.1.2 Keuzes op pensioendatum
De deelnemer heeft in de solidaire premieregeling geen shoprecht. Ook is er geen keuzemogelijkheid in de hoogte van het projectierendement of een keuze voor dalende of stijgende uitkering. Dat is een verschil met de flexibele premieregeling, daar is dat wel mogelijk.
Binnen de solidaire premieregeling kan de deelnemer wel op pensioendatum kiezen voor bepaalde flexibiliseringsmogelijkheden. Denk hierbij aan vervroeging of uitstel van de pensioendatum, de keuze voor een hoog-laag/laag-hoog pensioen of de uitruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen (en vice versa). Welke keuzes dat zijn, hangt af van de keuzes van sociale partners. Hierbij komt de mogelijkheid om op het moment van pensionering te kiezen voor een bedrag ineens. Dat wil zeggen: om maximaal 10% van het pensioenkapitaal bestemd voor ouderdomspensioen op te nemen.
Aandachtspunt:
Om te voorkomen dat een deelnemer een te groot gedeelte van het ouderdomspensioen naar voren haalt en daarmee een te grote achteruitgang in de hoogte van de periodieke levenslange pensioenuitkering heeft, is wettelijk vastgelegd dat deelnemers niet tegelijk mogen kiezen voor een hoog-laagpensioen én een bedrag ineens.
Ons productaanbod
In de uitkeringsfase staat het pensioeninkomen centraal
Voor het vaststellen van de hoogte van het beschermingsrendement is de nominale hoogte van het pensioeninkomen nodig. Het beschermingsrendement is immers de benodigde vermogensaanpassing om de hoogte van het pensioeninkomen te behouden. Het verschil tussen het rendement op de feitelijke renteafdekking en het toegekende beschermingsrendement komt in het overrendement terecht. Het vastleggen van de hoogte van het pensioeninkomen is ook nodig voor de onttrekking en uitbetaling. Voor deelnemers in de uitkeringsfase is de hoogte van het pensioeninkomen de essentie. Voor communicatiedoeleinden heeft het de voorkeur om in de uitkeringsfase vooral de hoogte van het pensioeninkomen (administratief) centraal te stellen. Wettelijk moeten gepensioneerden in ieder geval informatie krijgen over de uitkering over het afgelopen jaar en de uitkering voor het komende jaar[10]. Het aanwezige pensioenvermogen of de pensioenpot dient dan meer ter informatie en kan optioneel op het pensioenoverzicht staan.
8.2.1 Waarom stabiliteit en gelijke aanpassingen van de uitkeringen wenselijk zijn
Waarom stabiele pensioenen
Binnen de gedragseconomie zijn er verschillende verklaringen waarom een stabiele pensioenuitkering wenselijk is. Zo willen mensen door gewoontevorming en aanpassingskosten graag hun uitgaven zo geleidelijk mogelijk spreiden over de tijd. Ze hebben liever geen grote schokken. Daarnaast speelt verliesaversie een belangrijke rol. Verliesaversie is het fenomeen dat deelnemers het kwijtraken van iets als een groter verlies ervaren dan het missen van een verhoging. Verlies doet meer pijn dan het niet krijgen. Ook zijn er bij een voorspelbaar pensioeninkomen minder voorzorgbesparingen nodig om eventuele inkomensschokken op te vangen. Daardoor is er meer geld beschikbaar voor consumptie.
Waarom gelijke aanpassingen
Zo zijn er vanuit de gedragswetenschap ook meerdere verklaringen waarom gelijke aanpassing van de uitkeringen voor alle gepensioneerden wenselijk zijn. Gelijke aanpassingen van de uitkeringen voorkomt het gevoel dat ‘het gras altijd groener is bij de buren’ binnen hetzelfde pensioenfonds. Ook maakt het pensioencommunicatie makkelijker. Iedereen heeft immers dezelfde verhoging of verlaging. Eén cijfer volstaat en je hoeft geen verschillen tussen gepensioneerden te verklaren. Tot slot komen gelijke aanpassingen beter overeen met de collectiviteitsgedachte van pensioenfondsen (bron: Muns, Netspar, 2021).
8.2.2 Gelijke aanpassingen van de uitkering door een collectieve benadering
Collectieve benadering: het pensioeninkomen als uitgangspunt
Pensioenfondsen met een collectieve variabele uitkering verrekenen alle resultaten met de deelnemers die in dat jaar deel uitmaakten van het collectief. In een systematiek van collectieve risicodeling stel je het totale resultaat vast op basis van de collectieve dekkingsgraad. De dekkingsgraad is gelijk aan het aanwezige vermogen gedeeld door de contante waarde van alle uitkeringen. In de solidaire premieregeling bestaat geen dekkingsgraad meer. Daar geeft de verhouding tussen het aanwezige vermogen en de contante waarde van pensioeninkomen aan hoeveel overrendement resteert na toedeling van de bescherming. Het pensioenfonds bepaalt het benodigde persoonlijke vermogen voor stabiele pensioenen per deelnemer op de meest actuele discontovoet en sterftegrondslagen. Bij het toedelen van beschermingsrendement wordt voor elke deelnemer de persoonlijke dekkingsgraad teruggebracht naar 100%. Voor alle pensioengerechtigden samen kan het pensioenfonds een overschot of tekort op cohortniveau omzetten in gelijke procentuele toe- of afslagen op de aanwezige pensioeninkomens. [11] Hierbij zijn de pensioeninkomens de basis voor de toekenning. Er zijn mogelijk wel verschillende vermogensbijschrijvingen. En daarmee kan er een beperkte mate van herverdeling zijn. Achmea Pensioenservices pleitte er samen met andere uitvoerders voor om deze methodiek te mogen toepassen in de uitkeringsfase van de solidaire regeling. Inmiddels staat deze mogelijkheid in de wetgeving.[12] Daarmee kan deze systematiek ook worden toegepast bij het toekennen van beschermings- en overrendementen in de uitkeringsfase. Of voor dat deel van het persoonlijke vermogen waarbij het pensioeninkomen wordt beschermd. Het uniform delen van de risico’s voorkomt grote uitschieters binnen de groep pensioengerechtigden.
Vermogens van gepensioneerden beschouwen als één geheel
Als het pensioenfonds gelijke aanpassingen voor gepensioneerden[13] als doelstelling kiest. Dan is het administratief eenvoudiger om de vermogens van gepensioneerden als één geheel te behandelen in de uitkeringsfase van de solidaire premieregeling. Dus met eenzelfde blootstelling aan beschermingsrendement en overrendement. Voordeel is dat het pensioenfonds onttrekkingen voor uitkeringen en achteraf toegekende biometrische rendementen makkelijker collectief kan vaststellen. Het voorkomt het risico op voortijdig lege potjes bij hoge leeftijden. Van elke deelnemer binnen dit cohort houdt het pensioenfonds ook het voor hem/haar gereserveerde deel van het vermogen bij. De deelnemers krijgen jaarlijks een aanpassing van de pensioenuitkering. Die kan worden verantwoord vanuit een persoonlijk pensioenvermogen, een toegekend beschermingsrendement dat aansluit bij de horizon tot uitkeringen en een overrendement dat is afgestemd op de resterende levensverwachting en de mate waarin een gespreide schok kan doorwerken. De eventuele maandelijkse financiële onttrekkingen en toedelingen hebben tussentijds geen effect op de uitkeringshoogte. Dat voorkomt onnodig onbegrip en onrust bij gepensioneerden.
Gelijke aanpassingen van de uitkeringen voor alle uitkeringsgerechtigden
Eén van de doelstellingen is het zo stabiel mogelijk houden van toekomstige — uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren — of ingegane pensioen. Dit kan door toekenning van beschermingsrendement. En van een overrendement dat is afgestemd op een eventuele doelstelling voor koopkrachtbehoud, de resterende levensverwachting en het spreiden van schokken. Gelijke aanpassing van uitkeringen in combinatie met spreiding van schokken is mogelijk zonder herverdeling vooraf. Balter en Werker (2021) werkten dit uit voor dakpansgewijze spreiding. Muns (2021) toonde dit aan bij geheugenloze spreiding van schokken. Het gelijk aanpassen van de uitkeringen voor alle pensioengerechtigden komt tegemoet aan het rechtvaardigheidsgevoel van pensioengerechtigden. Dit is eenvoudiger uit te leggen. Een spreidingsmethodiek die resulteert in gelijke aanpassingen heeft zowel vanuit uitvoeringsperspectief als uitlegbaarheid de voorkeur. Dit kan zowel in een vorm zonder als met geheugen.
[10] Zie artikel 7b Besluit PW/Wvb.
[11] Zie voor het bepalen van de toe- of afslagen de bijlage van de paper 'Doorbeleggen na pensioendatum’ van Centraal Beheer APF.
[12] Amendement 36 067, nr.175 regelt dat er in de solidaire premieregeling gelijke aanpassingen mogelijk zijn binnen de groep gepensioneerden. Hierdoor is het mogelijk dat er op voorhand herverdelingseffecten kunnen ontstaan.
[13] Op basis van artikel 10a lid 5 PW/WTP
Kosten
Makkelijker in de uitvoering doordat afrondingsverschillen en lege vermogens op hoge leeftijden worden voorkomen en in de communicatie alle aanpassingen gelijk zijn.
Nut
Ook op hogere leeftijden een stabiel pensioen. Daarnaast kunnen op hogere leeftijden dezelfde spreiding en toedelingsregels worden toegepast. Zorgt voor minder individuele uitschieters door leeftijd pensioengerechtigde. Meer solidariteit is veiliger voor deelnemers.
Veilig
Minder kans op fouten/robuustere administratie. En meer mogelijkheden voor spreiding, waardoor grote schommeling kunnen worden voorkomen. Spreiding is niet met jezelf en dus ook op hogere leeftijden mogelijk.
Begrijpelijk
Collectieve risicodeling resulteert in gelijke aanpassingen van de uitkering voor alle gepensioneerden. Dit is beter uitlegbaar en komt tegemoet aan de gewenste solidariteit.
Ons productaanbod
8.3 Spreiden van resultaten: een uitsmeermechanisme
De variabele uitkering is bij aanvang hoger. Deze uitkering varieert wel van jaar op jaar. Het is in het belang van de deelnemer om deze volatiliteit zo veel mogelijk te beperken. Een belangrijk instrument hierbij is de mogelijkheid om grote schokken te dempen door pensioenuitkeringen geleidelijk aan te passen. Dat gaat in maximaal tien jaar.
Het pensioenfonds hoeft het resultaat niet in een keer met het collectief te verrekenen. Dit kan worden uitgesmeerd over meerdere jaren. Stel de periode van spreiden is tien jaar. De uitkeringen gaan dan stapsgewijs[14] met een tiende van het percentage overdekking per jaar omhoog of omlaag. De kans in enig jaar op een (grote) verlaging van de pensioenuitkering wordt hierdoor kleiner. Door de resultaten te spreiden kunnen de uitgesmeerde overrendementen immers eventuele tegenvallers in enig jaar opvangen. Hoe langer de spreidingsperiode, hoe groter het dempende effect en hoe lager de eventuele korting. Een lange spreidingsduur betekent wel dat economische omstandigheden nog lang kunnen blijven doorwerken. Zowel positief als negatief. Bij gesloten spreiding worden toekomstige toeslagen of kortingen niet doorgeschoven maar verwerkt in de toekomstige pensioeninkomens van de bestaande deelnemers. Dit noemen we ook wel ‘op de lat’ gezet.
Spreiding van resultaten stabiliseert de hoogte van de uitkering:
[14] In praktijk is dit percentage afhankelijk van de discontovoet en het sterfteverloop en kan hoger dan een tiende uitvallen. Bij het collectief delen van risico’s wordt bij het spreiden van resultaten rekening gehouden met de levensverwachting van het collectief.
De onderstaande grafiek laat zien wat het effect van spreiding kan zijn op een variabele uitkering van € 10.000,-. Indien de uitkering voor 40% is belegd in zakelijke waarden op basis van bovenstaand MSCI World aandelenrendement van 2007 tot 2016.
De grafieken tonen aan dat een spreidingsmechanisme een stabielere uitkering creëert. Met spreiding worden uitkeringen geleidelijk aangepast. Het pensioenfonds verwerkt niet gelijk de resultaten. Als gevolg daarvan kan de uitkering na spreiding uiteindelijk hoger of lager uitvallen dan het geval was geweest wanneer het effect gelijk volledig was verwerkt in de uitkering. De uitkeringen worden niet gelijk volledig verlaagd met het negatieve overrendement, maar geleidelijk aangepast. Dit betekent dat de uitkeringen later in de tijd, uiteindelijk meer dan de aanvankelijke korting dalen. Bij meevallers geldt dit ook. De uitkeringen na tien jaar worden in totaal meer verhoogd dan de behaalde procentuele meevaller. De uitkeringen binnen nu en tien jaar minder. De grootte van dit spreidingseffect is mede afhankelijk van de levensverwachting. Op hogere leeftijden is dit effect groter. Het resultaat wordt immers over een korte levensverwachting verwerkt. Bij het collectief delen van risico’s wordt bij het spreiden van resultaten rekening gehouden met de levensverwachting van het collectief. Bij spreiden met jezelf is het spreiden van resultaat op hoge leeftijd minder goed inzetbaar.
8.4 De spreidingmethodieken
Er zijn verschillende vormen voor het spreiden van resultaten. Zo wordt gesproken over open en gesloten spreidingen. En onderscheiden we dakpansgewijs en geheugenloos spreiden.
8.4.1 Open en gesloten spreiding
Open spreiding is een spreidingsvorm waarbij het pensioenfonds een deel van de aanpassing doorschuift naar toekomstige periodes. En waarbij de doorgeschoven aanpassing ook doorwerkt in de pensioenopbouw van toekomstige toetreders. Bij deze spreidingsmethodiek is er sprake van ex-ante herverdeling met toekomstige toetreders. Een hoge ‘dekkingsgraad’ bij toetreding betekent dat de deelnemer naar verwachting profiteert van eerdere rendementen en dus van overschotten uit het verleden. Het omgekeerde geldt bij een lage dekkingsgraad. In dit geval is er sprake van herverdeling tussen deze vermogens van bestaande en toekomstige deelnemers. In zowel de solidaire premieregeling als de flexibele premieregeling is deze vorm van herverdeling niet toegestaan. Er moet altijd een gesloten spreidingsmethode worden toegepast.
8.4.2 Geheugenloos of dakpansgewijs
Voor het spreiden van resultaten benoemt de Memorie van Toelichting[15] twee vormen van spreiding:
1. Dakpansgewijs: iedere periode wordt het gemiddelde van de N meest recente (geschaalde) overrendementen doorgevoerd in de inkomens. N staat voor gekozen spreidingstermijn.
2. Geheugenloos: iedere periode wordt de fractie 1/N van het cumulatieve, nog onverwerkte (geschaalde) overrendement alsnog doorgevoerd in de inkomens.
Dakpansgewijze resultaatdeling resulteert in gelijke jaarlijkse aanpassingen van alle (toekomstige) uitkeringen bij aanvang van de spreidingsperiode tot de toedelingskring behorende personen in enig jaar. Een geheugenloze vorm van spreiden resulteert in gelijke jaarlijkse aanpassingen van alle (toekomstige) uitkeringen voor alle jaren. Het wetsvoorstel staat zowel de dakpansgewijze als de geheugenloze spreidingsmethode toe. Herverdeling kan worden voorkomen door de toekomstige aanpassingen te verwerken in het uitkeringenpatroon (dakpannen) van de deelnemer of het projectierendement.
[15] Memorie van Toelichting 2020, pagina 31/32.
Een pensioenfonds met een solidaire premieregeling kan financiële schokken spreiden. De spreiding kan zo worden ingericht dat dit leidt tot gelijke aanpassingen van de uitkeringen. Voor de spreiding bij de solidaire premieregeling hanteert Achmea Pensioenservices de geheugenloze methodiek. De spreidingsperiode en de procentuele verhoging of verlaging is voor alle deelnemers gelijk en is niet afhankelijk van de individuele levensduur. De exacte hoogte van de toe- en afslagen hangt af van de toekomstige kasstromen van aanspraken van de deelnemers van het cohort dat bescherming geniet van pensioeninkomen. Het projectierendement houdt dan rekening met het verwachte toekomstige verloop van het pensioeninkomen. Daardoor start de deelnemer met een hoger, duurder of lager pensioeninkomen dan was gebeurd met geheugen. Geheugenloze spreiding heeft voordelen. Het is eenvoudiger in uitvoering en beter uitlegbaar.
Geheugenloos spreiden van resultaat
In onderstaand voorbeeld werken we een voorbeeld uit met geheugenloos spreiden.
Figuur: Geheugenloos spreiden
Bij geheugenloos spreiden bepaalt het pensioenfonds elk jaar opnieuw welk rendement wordt toebedeeld. Het toe te bedelen rendement met geheugenloze spreiding kan zodanig worden bepaald dat dit gelijke aanpassingen oplevert. Daarbij is de feitelijke uitkering gelijk aan de uitkering in de vorige periode plus een partiële aanpassing van minimaal een tiende naar het nieuwe structurele niveau. In het voorbeeld was het rendement voor dit cohort € 32.000,-. Bij een spreiding resulteert dit in vermogensbijschrijving die nodig is voor gelijke aanpassing in de uitkering in N stappen. Bij geheugenloze spreiding wordt de feitelijke aanpassing jaarlijks opnieuw vastgesteld voor N (maximaal 10) jaar. Naast de geheugenloze systematiek is de dakpansystematiek toegestaan. Daarbij wordt een mee- of tegenvaller in precies (bijvoorbeeld) 5 of 10 jaar verwerkt in de uitkeringen. Het blijft staan in het geheugen. De totale aanpassing elk jaar is dan de combinatie van de aanpassingen uit de afgelopen 5 of 10 jaar die op de lat staan. Deze laatste methodiek wordt gebruikt bij spreiden in de flexibele premieregeling. In beide methodes worden de aanpassingen zodanig vastgesteld dat er geen onverdeeld vermogen resteert. Bij een voorwaardelijke toeslagverlening of korting binnen het FTK is er wel onverdeeld vermogen. Een rendementstoedeling van 10% leidt in het eerste jaar tot een aanpassing van meer dan 1%. Dat komt doordat een deel van de gepensioneerden naar verwachting binnen tien jaar overlijdt.