1. Naar een nieuwe wereld: premieregelingen
In december 2022 nam de Tweede Kamer de Wet toekomst pensioenen aan. Daarmee worden de contouren van het nieuwe pensioenstelstel steeds duidelijker.
1.1 Doel: een toekomstbestendig pensioenstelsel
In december 2022 nam de Tweede Kamer de Wet toekomst pensioenen aan. Daarmee worden de contouren van het nieuwe pensioenstelstel steeds duidelijker. Invoering van de nieuwe wettelijke regels brengt veel veranderingen met zich mee en raakt alle pensioenregelingen in Nederland. De hervorming moet leiden tot een meer toekomstbestendig pensioenstelsel dat:
• beter aansluit bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt;
• pensioen meer inzichtelijk en persoonlijker maakt;
• eerder perspectief biedt op een koopkrachtig pensioen voor alle generaties.
We stappen over naar een nieuwe wereld. Nu hebben veel pensioenfondsen een uitkeringsregeling. Straks zijn er alleen premieregelingen. Bij zo’n overstap horen nieuwe begrippen.
In deze figuur zie je begrippen uit de oude wereld (goud) en de nieuwe wereld (blauw).

1.2 Twee soorten premieregelingen
In het vernieuwde pensioenstelsel staat binnen alle pensioenregelingen de premie centraal. En de premie is voor alle leeftijden een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Deelnemers bouwen met de ingelegde premies een persoonlijk pensioenvermogen op. De pensioenuitvoerder belegt het pensioenvermogen. Dit pensioenvermogen financiert op de pensioendata de levenslange uitkeringen.
Pensioenfondsen kunnen in het vernieuwde pensioenstelsel kiezen uit twee soorten premieregelingen:
1. De flexibele premieregeling
2. De solidaire premieregeling
De flexibele en de solidaire premieregeling lijken veel op elkaar, maar op diverse punten verschillen ze ook. Bijvoorbeeld in de manier waarop rendementen over deelnemers en pensioengerechtigden worden verdeeld of waarop bepaalde risico’s verzekerd zijn. Daarnaast biedt de flexibele premieregeling meer keuzevrijheid aan een deelnemer. Alle pensioenregelingen wijzigen de komende jaren. Voor veel pensioenregelingen betekent dit een transitie naar een andere wereld.
Keuze uit 2 type contracten:

1.3 Van een pensioentoezegging naar een premietoezegging
Misschien wel de belangrijkste wijziging van het nieuwe pensioenstelsel is de overgang van een toegekende uitkering naar een toegekende premie. Een deelnemer bouwt niet langer het pensioen tijdsevenredig op. In plaats daarvan voegt het pensioenfonds periodiek premie toe aan een persoonlijk vermogen van de deelnemer waaraan rendement wordt toebedeeld. Voor de pensioenadministratie van uitkeringsregelingen waren vooral de uitkeringsduur, opbouwpercentages, pensioengrondslag en de (on)voorwaardelijkheid van toeslagen of andere toezeggingen van belang. Bij premieregelingen is echter geen sprake meer van een toezegging op basis van een uitkering, maar een toezegging op basis van een premie.
In deze afbeelding ziet u een weergave van de pensioendriehoek. Met daarbij een uitleg over het verschil in insteek tussen een uitkeringsregeling en een premieregeling.

Werkgevers en werknemers of beroepspensioenverenigingen zijn samen verantwoordelijk voor een adequate pensioenregeling. Ze formuleren daar samen een pensioendoelstelling (ambitie) voor. Bij een premieregeling is de hoogte van de premie de arbeidsvoorwaardelijke toezegging. En dus niet de ambitie. In het nieuwe stelsel is de hoogte van de pensioenpremie voor alle leeftijden gelijk. Het pensioenfonds maakt berekeningen om te bepalen of de afgesproken premie-inleg naar verwachting toereikend is om de pensioendoelstelling te halen. Deze doorrekeningen maakt het pensioenfonds op basis van de uniforme scenario-set en de vooraf bepaalde risicohouding. Bij de solidaire en de flexibele premieregeling is periodieke toetsing van de risicohouding verplicht.
Bij premieregelingen is de hoogte van het pensioen niet langer afhankelijk van doorlopen diensttijd, salaris en opbouwpercentages. De ingelegde premies en hierop gemaakte (positieve of negatieve) rendementen bepalen de hoogte van het pensioen. De ingelegde premie en het daarmee behaalde rendement zijn immers van belang voor de uiteindelijke hoogte van het persoonlijke vermogen en de daarmee te financieren pensioenuitkeringen.
Het pensioenfonds splitst de pensioenpremie uit naar verschillende bestemmingen. Bij elke bestemming hoort veelal een apart beleggingsbeleid. De eerste bestemming van de premie is het persoonlijke pensioenvermogen. Andere bestemmingen (kunnen) zijn: een operationele reserve, een solidariteitsreserve en het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV). Naast deze specifieke bestemmingen heeft het pensioenfonds geen onverdeeld vermogen. Dat is een verschil met het huidige pensioenstelsel. Nu hebben pensioenfondsen met een uitkeringsregeling en een dekkingsgraad wel een onverdeeld vermogen en een dekkingsgraad om aan te geven als verplichtingen en vermogen niet in balans zijn. Bovendien staat dat onverdeelde vermogen los van de deelnemersadministratie. In het nieuwe pensioenstelsel werkt het anders. Het totale belegde vermogen is namelijk gelijk aan de optelsom van de persoonlijke vermogens, de specifieke reserves en het MVEV[1]. Dit betekent ook dat bij de uitvoering van premieregelingen niet langer sprake is van gescheiden systemen voor premie, toezeggingen en vermogen.
In een systeem zonder onverdeeld vermogen moeten alle verschillen die bestaan tussen werkelijk ontvangen premiestromen en de aan persoonlijke pensioenvermogens toegekende en belegde individuele vermogens binnen het pensioenfonds worden gefinancierd. Het totale belegde vermogen is in de nieuwe contracten immers altijd gelijk aan de optelsom van de individuele vermogens, een eventuele solidariteitsreserve, andere specifieke reserves en het MVEV.
[1] Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen moet separaat worden gehouden bovenop het kapitaal van de reserves met een specifieke bestemming
Systeemlandschap Pensioenuitvoering van premieregeling

Verschillende perspectieven

** Met onderverdeeld vermogen bedoelen we hier een vermogen zonder specifieke bestemming met voorgeschreven vul- en verdeelregels en een eigen beleggingsbeleid. Een risicodelings- of solidariteitsreserve (solidaire premieregeling) zijn weliswaar niet verdeeld over persoonlijke vermogens. Die reserves zijn wel toebedeeld voor een specifiek doel en worden apart geadministreerd en belegd.
1.3.1 Mogelijkheden binnen premieregelingen om verschillen te voorkomen
De manier waarop het pensioenfonds omgaat met premie-inning is relevant. Binnen ons generieke aanbod is dat Actual Payment.
Verschillen tussen toegezegde premie en toezeggingen aan persoonlijke vermogens kunnen ontstaan in de volgende situaties:
• het toekennen van premie aan individuele vermogens voordat de premie is ontvangen;
• het verwerken van correcties met terugwerkende kracht en/of
• het toepassen van ‘geen premie, wel recht’.
Correcties uit het verleden moeten in een vermogensadministratie altijd in het heden worden gepositioneerd. Er kan immers niet met terugwerkende kracht worden belegd. Om de complexiteit van terugwerkende kracht te voorkomen, is het gebruikelijk dat in een premieregeling reglementair wordt bepaald dat correcties niet met terugwerkende kracht worden belegd.
Om correcties en naheffingen zoveel mogelijk te voorkomen, innen pensioenfondsen met een premieregeling de premie achteraf gebaseerd op de meest actuele gegevens. Het pensioenfonds bepaalt de premie maandelijks achteraf. Premieregelingen sluiten daarom veelal aan op de loonaangifteketen of de salarisadministratie. Het pensioenfonds verwerkt correcties in salarissen hierbij in de periode waarin de correctie plaatsvindt en niet in de periode waarover deze betrekking heeft. Dat is een verandering ten opzichte van het werken met voorschotten en een jaarlijkse eindafrekening zoals nu gebruikelijk is bij uitkeringsregelingen.
Ten slotte kunnen verschillen tussen het moment van toezeggen en betalen van premie leiden tot voorfinanciering en/of buffervorming bij het pensioenfonds. Daarom zijn in de huidige praktijk veel premieregelingen gebaseerd op ‘Actual Payment’. Dat betekent dat het pensioenfonds premies pas toevoegt aan de individuele vermogens als ze daadwerkelijk zijn ontvangen.
Het pensioenfonds kan ook met ‘Assumed Payment’ werken. Hierbij wordt verondersteld dat alle premies op de premievervaldatum zijn betaald. De premies worden in deze systematiek altijd aan alle deelnemers op hetzelfde moment toegekend, ook als ze niet zijn ontvangen. Dat vinden wij een minder goede oplossing.
Assumed Payment
Het pensioenfonds belegt de aan een werkgever in rekening gebrachte premies op premievervaldatum voor de deelnemer en voegt de premies toe aan het individuele vermogen. Dit systeem gaat ervan uit dat de werkgever de factuur tijdig betaalt. Als dit niet het geval is financiert het pensioenfonds de niet ontvangen premies voor en loopt hier risico over. Actual Payment
Het pensioenfonds voegt de premies pas toe aan de individuele vermogens van deelnemers op het moment dat de premies zijn ontvangen. Het pensioenfonds loopt daardoor geen financieringsrisico. Het moment van betaling bepaalt het tijdstip waarop de premie wordt toegekend en rendeert ook vanaf dat moment.
Voor een werkbare uitvoering gebruikt een pensioenfonds bij Assumed Payment een rekening-courantverhouding. Het pensioenfonds onttrekt binnen deze systematiek de premie op vervaldatum aan de rekeningcourant. Het pensioenfonds stort de premie op de vervaldatum in het persoonlijke pensioenvermogen van de deelnemer. Op dat moment geniet de deelnemer rendement. Het pensioenfonds moet de niet ontvangen premies voorfinancieren binnen het pensioenfonds. Er moet op het beleggingsmoment immers liquiditeit beschikbaar zijn voor de exacte beleggingsopdracht van alle individuele premiestortingen. Indien er geen kredietfaciliteit voorhanden is, moeten de niet ontvangen premies worden onttrokken uit een hiervoor beschikbare operationele reserve. Voorfinanciering is niet hetzelfde als het kredietrisico. De totale voorfinanciering omvat immers alle op het stortingsmoment nog niet ontvangen premies. En dat is hoger dan het uiteindelijke debiteuren- en/of kredietrisico.
De operationele reserve moet hiertoe bij aanvang van de regeling gevuld zijn. Indien Actual Payment wordt gehanteerd, wordt ongewenste solidariteit door de extra kosten van voorfinanciering voorkomen. In dit geval geldt immers ‘de vervuiler betaalt’. Het pensioenfonds kan reglementair bepalen wanneer en hoe de deelnemer wordt gecompenseerd voor te late betalingen door de werkgever. Bijvoorbeeld met een rentevergoeding. De compensatie wordt indien mogelijk verhaald op de werkgever. De compensatie kan eventueel ten laste van reservering komen als onderdeel van de operationele reserve.
Bij Actual Payment worden de premies die niet zijn ontvangen in die periode (nog) niet belegd. Voor de deelnemers is dit duidelijk zichtbaar binnen de persoonlijke vermogens. De premies worden in dit geval namelijk zichtbaar niet bijgeschreven. De deelnemers ontvangen over de niet belegde premies over die periode in beginsel geen rendement. In de pensioenreglementen is benoemd dat premies pas worden bijgeschreven zodra deze zijn ontvangen.

1.4 Vermogensbeheer en pensioenadministratie in het nieuwe stelsel
Het persoonlijke vermogen wordt de toezegging. Dat koppelt de administratie van het vermogen en het pensioeninkomen van de deelnemers aan elkaar. Het is niet meer mogelijk om vermogens los te administreren. Het totale vermogen is immers altijd de optelsom van de individuele vermogens en een eventuele specifieke reserve. Pensioenfondsen kunnen geen geld beleggen of toekennen dat er niet is. Dit vereist een naadloze aansluiting van de werkelijke financiële stromen op beleggingen en toedelingen. Deelnemers verwachten actuele en correcte informatie over de ontwikkeling van hun vermogen. De pensioenadministratie en het beheer van het vermogen moeten intensief gaan samenwerken. Dit vergt naast integratie van systemen ook kennisuitwisseling en samenwerking tussen de verschillende disciplines.
Pensioenuitvoeringsorganisaties en fiduciair managers/vermogensbeheerders functioneerden in uitkeringsregelingen veelal onafhankelijk van elkaar. Vermogen was niet toebedeeld, waardoor er geen expliciete relatie tussen de beleggingsadministratie en pensioenadministratie bestond. De enige link was de dekkingsgraad en kasstromen/waardering van de verplichtingen. Het was daarom mogelijk om de uitvoering en het beheer van beide administraties redelijk los en onafhankelijk van elkaar vorm te geven. En het leidde niet tot onoverkomelijke risico’s of uitvoeringsproblemen. De fiduciair manager/vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor invulling van het institutioneel beleggingsproces. Het beleggingsproces bestaat uit: ALM, strategische asset allocatie, portefeuilleconstructie en -selectie en aanstelling en monitoring van vermogensbeheerders. De pensioenuitvoeringsorganisatie (PUO) was verantwoordelijk voor het actuariële proces waarbij pensioenaanspraken werden berekend en geadministreerd.

Premieregelingen vereisen een intensievere samenwerking. Leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid dwingt aansluiting tussen de beleggingsadministratie en pensioenadministratie af. Het volledige vermogen moet immers toegekend worden aan ofwel deelnemers ofwel reserves/buffers. Uitgangspunt in de Achmeaketen: de deelnemersinformatie bevindt zich in de pensioenadministratie en beleggingsinformatie bevindt zich in de beleggingsadministratie. Bij het vormgeven van de regeling vraagt het ontwerp van lifecycles en cohorten om gecombineerde kennis. Kennis over zowel kenmerken en voorkeuren van deelnemers als beleggingsbeleid-instrumenten en mogelijkheden. Ook de gegevensuitwisseling neemt toe. Dit geldt voor beide contracten. Behaalde rendementen en kapitalen dienen immers ook bij de solidaire regeling frequent gealloceerd te worden naar deelnemers (dan wel een risicodelings- of solidariteitsreserve). Een fondsbestuur moet sturen op doelstellingen en risico’s per cohort en op fondsniveau. Om de ontwikkeling te volgen op cohortniveau is informatie nodig over zowel deelnemers als beleggingen. Voor informatievoorziening over de behaalde rendementen is gecombineerde kennis nodig van deelnemers en beleggingen.
1.5 Naar een gelijkblijvende premie met leeftijdsafhankelijke opbouw
In het nieuwe stelsel wijzigt de systematiek van premie en opbouw. In de huidige wereld is er sprake van een doorsneesystematiek met gelijke premie en leeftijdsonafhankelijke opbouw. Met daarnaast een leeftijdsafhankelijke premie met een gelijke opbouw. Daarvoor in de plaats komt voor iedereen een gelijke premie in combinatie met een leeftijdsafhankelijke opbouw. Het einde van de doorsneesystematiek betekent afschaffing van herverdeling van jong naar oud. Het nadeel van een hogere premie voor oudere werknemers verdwijnt ook. Omdat beide systemen verdwijnen, zijn er gevolgen voor alle pensioenregelingen. Ook voor werkgevers die een premieregeling hebben of momenteel een actuariële premie betalen voor een uitkeringsregeling.

In een regeling met een leeftijdsonafhankelijke doorsneepremie bouwen deelnemers in hun jongere jaren meer pensioen op en naarmate ze ouder worden minder. Dat noemen we ook wel degressieve pensioenopbouw. Door de overstap naar een nieuw systeem bouwen ouderen in het nieuwe systeem minder pensioen op dan het geval was geweest in het huidige systeem. Ouderen hebben immers minder jaren tot aan pensioendatum om het vermogen te laten renderen. Met eenzelfde premie-inleg per jaar kunnen oudere deelnemers op pensioendatum minder pensioen aankopen. Jongeren daarentegen krijgen met een leeftijdsonafhankelijke premie meer premie per jaar waarmee zij op pensioendatum meer pensioen kunnen inkopen. De omzetting is dus met name nadelig voor deelnemers die vroeger minder aanspraken hebben opgebouwd doordat lagere premies werden ingelegd, of die jaren teveel premie hebben betaald voor de aanspraak die ze kregen. Het kabinet en sociale partners willen compensatie voor deelnemers die door deze systeemwijziging onevenredig benadeeld worden.
1.6 Premies en compensatiestaffels
1.6.1 Maximaal 30% premie voor ouderdomspensioen en partnerpensioen na pensioendatum
Voor het ouderdomspensioen plus het partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum, geldt een premie van maximaal 30% van de pensioengrondslag. Zo staat het nu in de wetsvoorstellen. Op landelijk niveau is de premiegrens van 30% budgettair neutraal. Hier hoort een rendement van 1,5% bij. Per pensioenregeling en deelnemerspopulatie kan het natuurlijk verschillen of die nieuwe premiegrens budgettair neutraal is. Kosten voor vermogensbeheer en het afdekken van beleggingsrisico vallen binnen de premiegrens van 30%. Kosten zoals administratie-, incasso- en excassokosten komen er bovenop. Ook risicopremies voor een partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum, wezenpensioen, overbruggings-partnerpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid komen bovenop de 30%.
1.6.2 Compensatieregelingen
De overgang naar een premieregeling met een vlakke premie dient op een evenwichtige manier plaats te vinden. Dit houdt in dat eventuele nadelige effecten op het verwachte te bereiken pensioen voor deelnemers adequaat worden gecompenseerd. Voor adequate compensatie kan het noodzakelijk zijn om bepaalde leeftijdsgroepen in meer of mindere mate te compenseren. In de compensatieregeling mag onderscheid naar leeftijd worden gemaakt.
Compensatie kan plaatsvinden in de pensioenregeling of in de loonsfeer. Binnen de pensioenregeling kan compensatie plaatsvinden door premie of met binnen een pensioenfonds opgebouwd vermogen. Dit laatste wordt ook wel een dubbele transitie genoemd. Bij een dubbele transitie kan compensatie bij overstap naar het nieuwe stelsel in een keer óf gespreid plaatsvinden. Bij compensatie in een keer worden alleen de – op dat moment aanwezige – benadeelde deelnemers gecompenseerd (gesloten groep).
Het toekennen van compensatie voor de afschaffing van de doorsneesystematiek kan ook worden gespreid. Als gekozen wordt voor het spreiden van compensatie, dient deze spreiding tijdsevenredig over de looptijd van de compensatieregeling te worden toegekend. De compensatieperiode loopt tot uiterlijk 2037 en geldt in dit geval voor alle deelnemers van een bepaalde leeftijd (open groep). Hier krijgen nieuwe en toekomstige werknemers dezelfde compensatie als die geldt voor de bestaande medewerkers op het moment van de transitie. Een tijdelijke compensatieregeling kan worden gefinancierd uit een aanvullende premie boven op de doorsneepremie of door het vormen van een compensatiedepot binnen het fonds bij invaren.
Voor premieovereenkomsten en bij verzekeraars ondergebrachte uitkeringsovereenkomsten die bij ingang van de wet al bestaan, is compensatie niet in alle gevallen mogelijk. Onder voorwaarden mogen deze werkgevers de bestaande leeftijdsafhankelijke premie behouden, ook wel aangeduid met eerbiedigende werking. Dit is niet mogelijk voor de solidaire premieregeling.
1.6.3 Arbeidsmarkteffecten en zorgplicht
Door de verschillen die ontstaan tussen de compensatieregelingen van de verschillende pensioenfondsen en/of pensioenregelingen, ontstaan arbeidsmarkteffecten. Door de verschillende compensatiemogelijkheden kan het voorkomen dat deelnemers compensatie verliezen of juist dubbel krijgen. Pensioenuitvoerders moeten deelnemers wijzen op de mogelijk nadelige effecten van het verliezen van compensatie voor de pensioenopbouw bij een eventuele uitdiensttreding.
1.6.5 Compensatiedepot
Bij een compensatiedepot is er altijd sprake van spreiding van de compensatie. Het compensatiedepot is een hiervoor geoormerkt deel van het vermogen van het pensioenfonds. Dit wordt dan een specifieke reserve, naast alle overige reserves (wel afgezonderd van de rest), met eigen vul-/verdeelregels en rendementstoekenning. Uit deze reserve wordt de compensatie voor alle actieve deelnemers gefinancierd gedurende de looptijd van de compensatieregeling. Hier is sprake van een open regeling die ook van toepassing is op nieuwe deelnemers. De voorwaarden waaronder mag worden uitgekeerd uit het compensatiedepot staan in een compensatieregeling. Een compensatiedepot betekent een van de reguliere premie gescheiden facturering, inning en toekenning van premies. Daarnaast moet verantwoording worden afgelegd over de ontwikkeling en de eventuele toereikendheid van het depot. Ook moet dit worden verwerkt in prognoses en communicatie naar deelnemers. Het aanhouden van een depot brengt extra uitvoeringskosten met zich mee.
Aandachtspunt:
Het is nog onduidelijk of en welke aanvullende eisen worden gesteld aan de voorwaarden en verantwoording bij een compensatiedepot. Zo is niet duidelijk of het pensioenfonds bij prognoseberekeningen rekening moet houden met de toereikendheid van het depot. En of het pensioenfonds de deelnemer in communicatie-uitingen moet wijzen op eventuele risico’s.
Achmea Pensioenservices heeft nog geen zicht op de eventueel hieruit voortkomende aanvullende eisen aan communicatie en dienstverlening. Daarnaast is een compensatiedepot geen onderdeel van de generieke dienstverlening. Dit wordt mogelijk toegevoegd als aanvullende dienstverlening zodra er meer duidelijk is over de eisen. Omdat de benodigde systeemspecificaties nog niet kunnen worden vastgesteld, is dit geen onderdeel op de planning. De beschikbaarheid in de eerste basisfunctionaliteit is daarmee niet waarschijnlijk.

1.7 (Geen) onverdeeld vermogen: kosten en toeslagen in opbouwfase
In tegenstelling tot het huidige stelsel moet de premie in de nieuwe regelingen altijd kostendekkend zijn. Ook is het belegde vermogen altijd gelijk aan de individuele vermogens en de specifieke reserves. De administratie van individuele pensioenvermogens is gebaseerd op financiële in- en uitstroom en lijkt daarin meer op een bancaire administratie. De premie wordt gesplitst naar de verschillende bestemmingen en zo belegd. Zo wordt de bijdrage aan de solidariteitsreserve toegevoegd aan het kapitaal dat daarvoor wordt belegd. Er is niet langer sprake van één belegd onverdeeld vermogen. Dit vergt een 'straight through'-verwerking van geldstromen en meer transparantie over de bestemming van een voorziening en of deze toereikend is.
Premie en financiële stromen zonder niet toegewezen vermogens:

1.7.1 Minimaal Vereist Eigen Vermogen
Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) mag geen onderdeel vormen van de solidariteitsreserve. Eigen vermogensposten zijn bedoeld als buffer tegen onverwachte verliezen die samenhangen met de risico’s die worden gelopen. De buffer die wordt aangehouden mag niet ‘bestemd’ zijn voor andere doeleinden dan vooraf bepaald. Dit betekent concreet dat het eigen vermogen dat voor het MVEV geldt, als een aparte balanspost moet worden aangehouden.
1.7. 2 Operationele reserve
Ook de operationele kosten en onvoorziene technische resultaten — bijvoorbeeld het verwerken van mutaties met terugwerkende kracht, de situatie geen-premie-wel-recht of excassokosten — moeten afzonderlijk van de solidariteitsreserve worden geadministreerd. De operationele reserve is een voorziening voor operationele- en excassokosten. En is daarnaast ook bedoeld voor onvoorziene technische resultaten. De operationele reserve is een voorziening en betreft geen eigen vermogen. Deze operationele doelen moeten vooraf worden gespecificeerd. Ook deze voorziening mag niet negatief worden. Risicogedekt nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen, inclusief premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid kan eveneens in deze voorziening worden ondergebracht, maar mag ook in een aparte voorziening. Ook deze eventuele aparte voorziening mag niet negatief worden.