7.1 Het delen van micro-langleven risico
Het micro-langlevenrisico is het risico dat de werkelijke levensduur van een individuele deelnemer afwijkt van de levensverwachting vooraf. Als iemand korter leeft dan verwacht, is er sprake van sterftewinst. Als iemand langer leeft dan verwacht, is er sprake van sterfteverlies. De verwachte sterftekansen per leeftijd volgen uit de meest actuele sterftegrondslagen die de pensioenuitvoerder hanteert. De prijs van pensioen en de reservering van het benodigde kapitaal houdt rekening met een verwachte gemiddelde sterfte binnen een populatie. Het pensioenfonds vult voor de deelnemers die overleven het voor pensioeninkomen gereserveerde kapitaal aan met de vrijval van kapitaal door deze verwachte sterfte. Dit is nodig om de uitkeringen te kunnen betalen. Dit noemen we in bestaande premieregelingen ook wel biometrisch rendement. Rendement door sterfte of de ‘bonus bij leven’ genoemd.
Het delen van langlevenrisico is een van de belangrijkste onderdelen van ons pensioenstelsel. Micro-langlevenrisico is met name materieel voor oudere deelnemers. En bovendien kan iemand dit risico niet individueel dragen. Uitgangspunt in de Wet toekomst pensioenen is dat pensioengerechtigden altijd volledig beschermd zijn tegen het micro-langlevenrisico. Wettelijk moet immers sprake zijn van een levenslange uitkering. Daar past geen uitkering bij die stelselmatig daalt als de pensioengerechtigden ouder worden dan verwacht. De verwachte sterftekansen per leeftijd verschillen. Daarom verschilt het benodigde beschermingsrendement voor het beperken van het risico van micro-langlevenrisico ook per leeftijd. Het moet per leeftijdscohort worden toebedeeld.
Als de sterfte exact overeenkomt met de verwachte sterfte binnen een populatie blijven de kapitalen voldoende om de uitkering levenslang te kunnen financieren. Dat is zonder rekening te houden met de effecten van financiële resultaten. Bij gebruik van de juiste sterftetafels valt gemiddeld de vrijval door overleden deelnemers en de bijschrijving van beschermingsrendement voor micro-langlevenrisico bij alle deelnemers grotendeels tegen elkaar weg. Maar er kunnen van jaar op jaar verschillen zijn. Hoe groter de populatie, hoe kleiner het risico is dat de werkelijke sterfte veel afwijkt van de verwachte sterfte. Om het risico zo laag mogelijk te houden, is het belangrijk om dit risico met een zo groot mogelijke populatie te delen op actuele grondslagen.
Indien de werkelijke vrijval van kapitaal door sterfte afwijkt van de vooraf verwachte sterfte ontstaat er een resultaat op sterfte. Dat staat ook wel bekend als sterftewinst of -verlies. Ook voor sterftewinst is voor de solidaire premieregeling in de Wet toekomst pensioenen een nieuwe term geïntroduceerd: overrendement micro-langleven. Voor de stabiliteit van de pensioenen is het van belang dit overrendement zo klein mogelijk te houden.
Overrendement micro-langleven (sterftewinst)
Het sterfteresultaat — zijnde het overrendement vanwege micro-langlevenrisico — is het verschil tussen de gereserveerde pensioenvermogens van overleden deelnemers die terugvloeien naar het collectief en de toegekende beschermingsrendementen voor micro-langlevenrisico voor alle deelnemers. Op basis van vooraf vastgestelde toedelingsregels kan dit resultaat gericht naar leeftijdsgroepen worden toebedeeld.
De pensioenfondsdeelnemers binnen de solidaire premieregeling delen bij voorkeur het micro-langlevenrisico via hetzelfde concept als bij de toedeling van andere beschermings- en overrendementen. De vrijgevallen kapitalen door sterfte blijven onderdeel van het collectieve vermogen. En daarmee als onderdeel van het rendement. De bescherming wordt toebedeeld conform de toedelingsregels voor beschermingsrendement. De verwachte sterfte is immers onderdeel van de actuariële factor en van de prijs van pensioen. Om het pensioeninkomen stabiel te houden moet deze component dus altijd als onderdeel van deze bescherming worden toebedeeld. Het is hierbij mogelijk om alle deelnemers dit beschermingsrendement te geven. Dus niet alleen aan pensioengerechtigden. Bij jongere cohorten gaat dit als storting in het persoonlijke vermogen met een leeftijdsafhankelijke toekenning.
7.1.1 Micro-langleven via solidariteitsreserve
Het is ook toegestaan micro-langleven te financieren uit de solidariteitsreserve. In dit geval vallen de kapitalen vrij aan de solidariteitsreserve. De solidariteitsreserve financiert dan de toegekende beschermingsrendementen. Aparte financiering van één component van de berekening maakt de toedeling en uitvoering complexer en daarmee duurder. Het financieren van de overrendementen micro-langleven via de solidariteitsreserve moet wel in dezelfde frequentie als het toekennen van het beschermingsrendement (maandelijks). Alleen dan bereik je gelijke aanpassingen van de uitkeringen.
7.2 Delen van het macro-langleven
Het is mogelijk om (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden gericht te beschermen tegen resultaten door een onverwachte stijging of daling van de levensverwachting. Dat kan via de solidariteitsreserve of met toedelingsregels voor beschermings- en overrendement. Bescherming voor macro-langleven is het extra vermogen dat nodig is voor het duurder worden van pensioen door een gestegen levensverwachting.
Bovenstaande figuur toont de impact van een stijging van levensverwachting op het pensioeninkomen bij een groen fonds. Een groen fonds is een pensioenfonds met een jonge populatie. Hoe ouder de deelnemer, hoe lager de impact is op het pensioeninkomen van een algemene stijging van de levensverwachting. Voor jongeren werkt een gestegen levensverwachting veelal door. De groene lijn geeft het effect weer indien dit risico uniform wordt gedeeld. In dit geval neemt, door het delen van het risico, de impact voor ouderen toe in plaats van af. Over het algemeen lijkt het dan ook voor de hand liggend om met name de ouderen te beschermen tegen macro-langlevenrisico. Zij kunnen dit risico lastig zelf opvangen. Zo is hun beleggingshorizon korter. Ze kunnen het risico ook niet opvangen door weer te gaan werken. Jongeren daarentegen hebben een langere beleggingshorizon en kunnen door extra te sparen of langer door te werken een schok (deels) opvangen. In de opbouwfase is er een persoonlijk pensioenvermogen. Hier voelen deelnemers nog niet direct de gevolgen van een prijsstijging van pensioen. Immers het aanpassen van een sterftetafel zorgt niet dat het pensioeninkomen daalt of stijgt. Binnen de pensioengerechtigde leidt dit echter direct tot een aanpassing of een vermogensbijschrijving.
7.2.1 Delen macro-langlevenrisico binnen collectief
Bij individueel doorbeleggen worden jaarlijks aan het individuele kapitaal beleggings- en biometrisch rendement toegekend en kosten onttrokken. Vervolgens bepaalt het pensioenfonds jaarlijks per individu hoe hoog de pensioenuitkering dat jaar wordt. Dit gebeurt op basis van de meest actuele grondslagen. In deze systematiek is het niet mogelijk het macro-langlevenrisico te delen. Een wijziging van de levensverwachting heeft effect op de hoogte van de pensioenuitkering. Als resultaten vanwege levensverwachting individueel worden toebedeeld, is het effect hiervan op de uitkering afhankelijk van de leeftijd van de pensioengerechtigde.
Onderstaande grafiek toont het procentuele effect op de uitkering door een aanpassing van de levensverwachting per leeftijdscategorie, indien dit resultaat individueel of collectief wordt toebedeeld.[9]
[9] Zie ook Whitepaper Doorbeleggen en risicodelen; Agnes Joseph Miriam Loois (2016)
Een stijging van de algemene levensverwachting of een verlaging van de rente leidt tot een hogere prijs van pensioen. Bij collectieve risicodeling binnen een cohort van beschermde pensioeninkomens komt er daarmee een aanvullend beschermingsrendement. Het toedelen van beschermingsrendementen voor macro-langleven en het renterisico op een eenduidige manier in de uitkeringsfase sluit aan bij de huidige vormgeving van solidariteit binnen een collectief pensioenfonds. Een collectieve manier van uitvoering zorgt daarbij voor gelijke aanpassingen van de uitkering van alle gepensioneerden.
Alle deelnemers kunnen de kosten of opbrengsten dragen van bescherming voor macro-langleven via de toedelingsregels van het overrendement. Het is ook mogelijk het overrendement alleen toe te wijzen aan de cohorten die dit ontvangen. Dan leidt het toekennen van bescherming voor macro-langleven tot gelijke aanpassingen van de uitkeringen binnen een het cohort dat bescherming geniet. De beschermingsrendementen en het overrendement voor dit cohort zijn dan beide 100%.
7.2.2 Macro-langleven via solidariteitsreserve
Het is ook toegestaan om het overrendement macro-langleven te financieren uit de solidariteitsreserve. Net als bij het micro-langleven. In dit geval vallen de kapitalen vrij aan de solidariteitsreserve. Hieruit worden ook de toegekende beschermingsrendementen gefinancierd. Aparte financiering van één component van de berekening maakt de toedeling en uitvoering complexer en daarmee duurder. Het is ook mogelijk de solidariteitsreserve gericht in te zetten voor het aanvullen van pensioenvermogens vanwege een macro-langlevenschok. De solidariteitsreserve inzetten om dit risico uniform te delen is mogelijk niet altijd in het belang van ouderen. Omdat hierdoor herverdeling plaatsvindt van oud naar jong.